Valenti Moya meets Monk – Jazz Manouche Connection
V
Fever Music, distr. Coast To Coast
Weinigen waagden zich tot voor kort aan het repertoire van Thelonious Monk: zijn pianospel bleef na zijn dood in 1982 vooral bekend als tegelijk speels maar vooral hoekig, om niet te zeggen weerbarstig en onvoorspelbaar. Dat en de prominente plaats van pauzes in zijn opnames en optredens maakten dat weinigen de confrontatie aandurfden. Niet voor niets vergeleek Bernlef een solo van Monk met van de trap vallen. Met de honderdste verjaardag van zijn geboorte in het vizier kwam er dit decennium langzaam schot in de zaak, maar de tributes krijgen niet de aandacht die ze verdienen. Ook ‘Verbiest Meets Monk Father & Son’ van Rony Verbiest en het gedurfde ‘Monk ‘n’ Roll’ van het Francesco Bearzatti Tinissima 4et ondergingen dit.
T.S. Monk, de drummende zoon van Thelonious, speelde al mee op de genoemde plaat met Rony Verbiest en was ook van de partij bij ‘Jazz Manouche Collection’ van de volslagen onbekende Spaanse gitarist Valenti Moya. Moya heeft vermoedelijk evenveel lak aan media, want op zijn eentalig Spaanse website na is er maar weinig info te vinden. Via de hoestekst, gepend door T.S. Monk, leren we dat hij een gypsy-achtergrond heeft.
Vraag is hoe de soms drukke, drammerige volgens de haters, speelstijl van zigeunerjazz te combineren valt met het eigenzinnige karakter van Monk. In opener ‘Teo’, dat opent met de sologitaar en drums, gaat het alvast de goede kant uit. ‘Let’s Cool One’ en ‘Round Midnight’ blijven braaf binnen de lijntjes: de onverwachte uithalen van Monk zijn hier amper aanwezig, al worden ze wel gecompenseerd door het typische gitaarspel. ‘Let’s cool one’ neigt hierdoor naar pure easy listening en de bassolo boeit amper, terwijl het laatstgenoemde nummer wel een heel mooie musettesfeer oproept met Edurne Arizu’s accordeon op de voorgrond.
Ook ‘Epistrophy’ en ‘Rhythm-a-ning’ krijgen een gypsykleedje aangemeten waarbij virtuositeit voorrang krijgt op originaliteit, al is de durf om tegendraads te doen in ‘Rhythm-a-ning’ een pak groter. ‘Blue Monk’ krijgt een indrukwekkende solo-intro van de gitaar, waarna de Barcelonese Gemma Abrié tekst op melodie zingt en scat en er een bluesgevoel aan schenkt. Aardig, maar elke voorkennis van het origineel riskeert bij de Monkaanhang een vloek te zijn om ervan te genieten.
Fluitist Pablo Selnik daarentegen gaat wel vol vooruit in ‘Well, You Needn’t’ en de solo van Moya breit er mooi aan verder. ‘Honesty’ is de bloedmooie afsluiter, met een hoofdrol voor de piano (Marco Mezquida) en heel subtiel slagwerk, waarna Moya net als in ‘Well, You Needn’t’ schitterend inpikt. Samen met de openingstrack vormt ‘Honesty’ en ‘Well, You Needn’t’ het hoogtepunt en toeval of niet, het is in deze beide nummers dat ook de bijzondere klasse van de onderschatte Thelonious Jr. het best aan de oppervlakte komt.
Naast de acht covers voegt Moya met ‘Always Know’ en ‘Let’s Call This’ twee stijlvolle composities van eigen hand toe. Het voelt sterk aan dat hij hier onbevangener tewerk durfde gaan en dat hij in de helft van de covers te veel respect wilde tonen voor de meester en/of de muziekstijl. Volgens Monks zoon is de muziek van zijn vader geschikt voor alle genres en waarschijnlijk heeft hij gelijk. Een ander genre mag echter geen keurslijf, laat staan een dwangbuis, worden en met Monks muziek lijkt dat even omslachtig als een kat een bad geven.
Wie dit schijfje zonder voorkennis te horen krijgt, zal niettemin de muzikaliteit van het geheel niet ontkennen en onbevooroordeeld kunnen genieten, het liefst tijdens zomeravonden. Hopelijk durft een of ander organisator de band te boeken, want live kan het uiterst boeiend worden.
© Olivier Verhelst
MUSICI:
Valentí Moya - guitaar
Thelonious Monk Jr. - drums
Marco Mezquida - piano
Gemma Abrié - stem
Oriol González - contrabas