Stéphane Kerecki Quartet – French Touch
S
Incises
Het was in de jaren negentig dat de Franse contrabassist Stéphane Kerecki volop de jazz ontdekte via het werk van Miles, Coltrane en Mingus. Op de achtergrond weerklonk eveneens Franse electropop. Groepen als Air, Daft Punk en Justice scoorden de ene hit na de andere. Waarom de twee niet combineren dacht onze man. ‘French Touch’ is het eindresultaat van deze gedachtenkronkel.
Crossover tussen jazz en electro is volop het sleutelwoord de laatste jaren. Minder gehoord, is de vertaling van dance en electro naar jazz. Een van de redenen is het zuiver ritmisch aspect in het genre waarbij melodie en harmonie slechts nevenverschijnselen zijn. Kerecki (Bojan Z, Yaron Herman, Daniel Humair) zag net daarin de uitdaging en waagde zijn kans. Wel zocht hij er de meest toegankelijke en popgetinte groepen uit. Even zorgvuldig koos hij zijn drie begeleiders. Dat Émile Parisien in dezelfde periode een project opzette met house-icoon Jeff Mills maakte van hem al meteen een gedroomde compagnon. Ook Fabrice Moreau was reeds vertrouwd met het wereldje door zijn samenwerking met Arnaud Rebotini. De twee waren trouwens ook al te horen op Kerecki zijn ‘Nouvelle Vague’ waarop hij Franse soundtracks uit het oeuvre van onder meer François Truffaut en Jean-Luc Godard bewerkte. Tenslotte viel zijn oor op Jozef Dumoulin, als pianist een spilfiguur uit de huidige Franse scene maar natuurlijk ook een “incontournable” in deze context door zijn kunde met allerlei elektronische apparatuur en als meester van de Fender Rhodes. Niet toevallig ging Dumoulin in de leer bij de overleden John Taylor, de vorige pianist van Kerecki zijn kwartet.
De opener, ‘All I Need’ van Air, is een ideale introductie. Een ijle en licht zwevende melodielijn uitgetekend door de vier protagonisten die elkeen heel beheerst te werk gaan. Stilaan duiken wel meer duidelijke contouren af. ‘Lisztomania’ (Phoenix) klinkt al iets losser. De eerste experimentele oefeningen duiken op. Aanvankelijk is dat haast schoorvoetend maar geleidelijk aan wordt de snelheid opgedreven en verschijnt een uiterst compact en bijwijlen ambigue beeld.
Het is deze werkwijze die de rode draad vormt doorheen de rest van het programma. Sfeervolle zones die af en toe verstoord worden door ingelaste contrasten. Niet verwonderlijk is Chassol’s ‘Wersailles’ een van de meest extreme passages met Parisien in een glansrol. De saxofonist steelt eveneens de show in het al even uitbundige ‘Genesis’ (Justice’). Een van de meest donkere creaties is ‘Nightcall’ (Kavinsky) waar Jozef Dumoulin de toonkleur bepaalt met zijn Fender Rhodes. Alle versies overstijgen moeiteloos het begrip “gimmick” en culmineren in totaal originele jazzmechanismen.
Kerecki keert met deze cd terug naar de origine van de jazz in die zin dat hij populaire muziekjes omzet in een jazztaal mede door de improvisatie. Een muzikant waarvan we zeker nog verrassende werkstukken mogen verwachten.
Musici:
Émile Parisien: sopraansaxofoon
Jozef Dumoulin: Piano, Fender Rhodes
Fabrice Moreau: drums
Stéphane Kerecki: contrabas
© Georges Tonla Briquet