ØyvindLAND - Malerier
O
ØRA Fonogram OF156
ØyvindLAND is het project van de amper 26-jarige Noorse trompettist Øyvind Mathisen. Drie jaar geleden besloot hij, nog in zijn studententijd, met zes beloftevolle matekes uit de jazzacademie van Trondheim, de derde grootste stad van Noorwegen, deze stap te wagen. ‘Malerier’ is het debuut van dit septet jonge jazzleeuwen en bevat zeven volwaardige originals aangevuld met twee improvisatietussendoortjes.
Al van bij de opener spat het speelplezier van de band eraf. Kon het ook beter beginnen dan met ‘Den Ensomme’? Deze track doet enorm denken aan de jonge Thelonious Monk die de stride-traditie van binnenuit ontwrichtte, wat de Nederlandse auteur Bernlef ooit vergeleek met iemand die van de trap struikelde en de controle wou terugwinnen. Pianist Joakim Rainer Petersen lijkt een kind dat aan een ambitieus zandkasteel bouwt, maar hierbij ernstig gehinderd wordt door de blazerssectie (met naast Matthisen ook saxofonisten Cecilie Grundt en Erlend Vangen Kongtorp) en drummer Martin Mellem die telkens hun voet planten in de constructie en het verloop ervan. Het abrupte einde is niet eens slecht gekozen, al kon dit nummer nog langer boeien.
In het modernere maar nog altijd speelse ‘Hoppy Chops’ is de centrale rol weggelegd voor de blazers – geen verrassing voor wie het jargon kent –, occasioneel afgelost door soli van gitarist Iver Christopher Cardas en Petersen. Het geheel mondt uit in een climax, gevolgd door een neerleggen met enkel nog Cardas en bassist Alexander Riris aan boord. Het voorlaatste ‘Wayne’ baadt overigens in dezelfde sfeer, al heerst ook hier Petersen. ‘Ellington’ is duidelijk een ode aan, waarin de geesten van the Duke en alweer Monk rondwaren. De trompet en saxen klinken ook alsof ze uit Ellingtons orkest uit de jaren ’30 komen gewandeld.
Tussen Mellems solo-improvisatie ‘Martins Palett’ en ‘Dansere’, het dito duet van Mathisen en Petersen, begint het weinig origineel getitelde ‘Cuba’. Piano en gitaar openen met een niet onaardig Latin-lijntje van dertien in een dozijn, maar net als in de opener ondergraven de blazers de zekerheid van wie eraan zou denken de dansvloer te betreden. De mooie gitaarsolo ten spijt breekt ‘Afro’ ondanks de acht minuten nooit helemaal open. Misschien wel omdat ze er ook hier veel te vroeg een einde aan breiden. Afsluiter ‘Adagio’ is met alle rust die het uitstraalt de vreemde eend in de bijt.
‘Malerier’, de titel verwijst naar schilderijtjes in klank zoals Mathisen deze plaat omschrijft, is een debuut dat tot de beste van het jaar 2020 mag worden gerekend. Laat ons vooral dromen van een liveoptreden van deze magnificent seven in 2021. De ideale locatie lijkt me een podium in een tuin of met op de achtergrond een groot venster met daarachter de zee en de ondergaande zon. Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig.
© Olivier Verhelst