Avalanche Kaito - Talitakum
A
Glitterbeat Records - 2024
Onversaagd. Het woord is minder courant dan vroeger. Misschien zijn er ook minder redenen om het te gebruiken, ook in de muziek. Het is wel de term die paste bij Kaito Winse in de Brusselse Muziekpublique in maart 2019, toen hij als solo voorprogramma de eigenlijke hoofd act moeiteloos naar de kroon stak.
De Burkinees, afkomstig uit een griotdynastie, hield het publiek permanent in spanning met mondboog, tama (speaking drum), fluit en zang. Anderhalf jaar later verscheen het debuutalbum ‘Kaladounia’, met een al even mooie hoes. In juli 2021 was er een optreden te midden een zwaar onweer op het festival L’Afrique En Couleurs, langs het Brusselse kanaal in Neder-over-Heembeek, waar hij als het ware in dialoog ging met de donderslagen en vervolgens het uitgedunde publiek dat de drache had uitgehouden mee op het podium vroeg.
Logisch dat deze jonge leeuw meer en meer opviel en toen drummer Benjamin Chaval en gitarist Nico Gitto hem mee in de studio vroegen werd Avalanche Kaito een feit. De bandnaam sloeg meteen de nagel op de kop: een lawine aan experimentele soundscapes, al dan niet geïmproviseerd was een verfrissing voor de stilaan wat verstarrende muziekscene in dit land. Met hun griot punk noise, zoals ze het noemen, en hun debuut onder de arm mochten ze eerder dit jaar ook al Bozar onveilig maken.
Met de zogezegd altijd moeilijke tweede plaat, ‘Talitakum’ gaan ze verder de ingeslagen weg uit. Kaito praat, zingt en roept nog altijd in West-Afrikaanse talen als het More, Fulani en Samo en het Frans.
De opener, het naar een Afrikaans blaasinstrument genoemde ‘Borgo’ knalt meteen de speakers uit. Niet alleen de verwijzingen naar The Ex kloppen, ook fans van Einstürzende Neubauten van vóór 1995 zullen hier hun gading vinden. Boven de geluidsmuur van percussie, synths en distortiongitaren verlichten de Peulfluit en Kaito’s stem de sfeer.
Het politiek getinte ‘Shoya’ start rustiger tot een knik over halfweg de song feller maakt. Ook deze doet denken aan de legendarische Nederlanders die punk, folklore en jazz vermengen.
Het autobiografische droombeeld dat hij zijn verscheurde geboorteland een bezoek aandoet is van een andere orde: op bezwerende achtergrondklanken spreekt hij als een Burkinese versie van Gil Scott-Heron, maar ook de song ‘Donle’ maakt halfweg een bocht wanneer gastvocaliste Tenin meegaat met de achtergrond.
Daarna volgt iets wat op een drieluik van leven en dood lijkt, met alweer verwijzingen naar zijn geboorteland, al maakt de aparte volgorde dat ondergetekende mogelijk de bal misslaat: ‘Tanvusse’ (‘Relive’) begint tekstueel met de dood richting nieuw leven, ‘Viima’ (‘Life’), meteen het langste nummer van de plaat, is een traag en contemplatief middendeel waarbij de tekst percussieve kracht heeft, tot na bijna drie minuten drums en gitaar binnenvallen. De titeltrack (in het Engels ‘Death, Come Back To Life!’) is voorzien van weerhaken en lijkt wel in de open lucht opgenomen.
De aalvlugge percussie en de jachtige zang van ‘Lago’ ten slotte zit ingebed in het erg korte ‘Ghostdrum exp3’ en afsluiter ‘Machine (The Mill)’, waar eerst de talking drum soleert, de gitaar verschijnt en vervolgens slagwerk en fluit het voortouw nemen, waarop de band de muziek langzaam laat wegsterven. Daarbij lijkt even die galm uit Neubautens ‘Headcleaner’ op te doemen, een marteling voor tinnituslijders en daardoor het enige van de plaat dat we even graag hadden gemist.
Voor het overgrote deel is ‘Talitakum’ echter gedurfd, origineel, verfrissend en opzwepend, kortom het perfecte antidotum voor de platte mainstream. Entartete Musik, ongetwijfeld, en dat horen we te weinig.
© Olivier Verhelst