Bram De Looze in gesprek (podcast Wagon Jazz)






© Jean Pol Cornelis




Op 17 december 2024 was pianist Bram De Looze te gast bij Georges Tonla Briquet voor zijn podcast Wagon Jazz. Het interview is te beluisteren via de vertrouwde mediakanalen (Spotify,…).


Hieronder een letterlijke transcriptie door Jos Demol van het gesprek over recente releases en de komende residentie tijdens het Brussels Jazz Festival in Flagey.

Welkom Bram… 2024 was een druk jaar en begin volgend jaar wordt het nog drukker. Laat ons misschien eerst eens terugblikken op 2024. Het is toch de periode van de “best of…” of andere verzamellijstjes… en zo ontdekken we misschien iets meer van de man achter de muzikant.


   


Ik begin met het onlangs verschenen solo album “Spotting Gateways”. Zoek jij de eenzaamheid op of de natuur? De foto van de hoes is een verloren berghutje in een desolaat decor.

Ja ja, of ik dat opzoek? Waarschijnlijk wel. Ik probeer vaak te ontsnappen naar het Zoniënwoud aan de rand van Brussel. En ik denk dat Brussel minder aanlokkelijk zou zijn voor mij zonder het Zoniënwoud. Het is er ideaal om mijn hoofd leeg te maken. Ik ga er liefst met de fiets naartoe. Dan kun je dieper in het bos zonder een wandeling van drie uur te moeten maken.

Dus ik zoek het wel op en die foto komt uit een grote verzameling kleine stalletjes van fotograaf Servaas Van Belle. Servaas is eigenlijk verre familie en hij stond ook in voor de cover van mijn vorig solo album “Switch The Stream”. Dit is het album met die ganzen op. Ze lopen op een nog niet geopende nieuwe autostrade. Servaas was daar toevallig en die ganzen waren ontsnapt uit de tuin van een vrouw die hij kende.

Eigenlijk is het idee van die cover een verwijzing naar het compositieproces bij die plaat waarbij ik het gevoel had dat ik meer had aan het opnemen van kleine ideetjes in de periode voor de opname. En wanneer je dat opneemt verlies je echt niets van die specifieke flow of vibe. Je zit precies in een kamer waar je direct naar binnen kunt en je zit daar en alles is duidelijk en je hoeft maar te nemen. Je moet niet meer zoeken naar de specifieke flow van de compositie, want als je het opschrijft gaat er vaak veel verloren en zit je misschien niet in datzelfde tempo waarin het eigenlijk goed klinkt en misschien is er niet dezelfde intensiteit en dynamiek. Dus vind ik het leuker om die ideetjes op te nemen.

En Servaas was net die reeks aan het maken en ik wou hem al langer vragen om nog eens een cover te voorzien van een foto. En dat gebouwtje deed me er net aan denken met zijn kleine raampjes, en in het midden van die weide met die leegte errond. De foto werd ergens in de buurt van Menen genomen.

Mogen we die plaat ook beschouwen als een soort dagboek?

Hoh, tja waarschijnlijk… Voor mij is het eigenlijk een vierde episode in een lange evolutie van solo spel. Het is zo dat alle voorgaande solo albums een zekere opbouw zijn naar het volgende… omdat je altijd leert uit een bepaalde manier van spelen die je toen goed vond maar die nu niet meer zo logisch lijkt. Maar dan is er terug weer een andere manier van spelen die bij je opkomt. Het is eigenlijk een soort documentatie van waar je zit in je leven als muzikant. Maar een dagboek… wie weet… eigenlijk wel, hé… De meeste ideetjes komen altijd op een moment dat je het nooit verwacht. Je zit dan thuis. Je hebt net gegeten en plots komt er een ideetje als je terug achter de piano zit, en dan probeer je dat zo snel mogelijk op te nemen. Dus eigenlijk is dit wel een dagboek…


© Geert Vandepoele


In hoeverre was de invloed van de opnamestudio groot of kleiner? Want het werd opgenomen in deSingel dacht ik…

Ja, de zaal heeft een heel grote impact omdat de ruimte veel groter is, en die piano is ook ongelooflijk afgesteld op die ruimte. Ik denk dat het Pianoservice Ortwin Moreau was. Ortwin Moreau is een ongelooflijk technieker die enorm goed intoneert. Die piano is echt zodanig goed afgesteld op wat de ruimte akoestisch te bieden heeft. En hij werkte er dan ook lange tijd op want er waren drie Steinway Days in deSingel.

Ik kon die piano’s alle drie uitproberen en er was erg veel verschil tussen die drie instrumenten. Afhankelijk van hoeveel werk erop gedaan werd. Ik koos deze waaraan er veel gewerkt was geweest. Dat maakte er me nog bewuster van hoe groot de impact van een technieker op een instrument wel is. Het maakt echt een groot verschil uit. Zeker in het mid-hoger register. Dit is ook de reden waarom ik net daar wenste op te nemen. Ik kende het van toen ik daar eens een concert speelde en de super mooie klank ervaarde. En het is ook omdat deSingel het project wilde mee ondersteunen. En de grootte van die ruimte zorgt er ook voor dat je anders speelt dan in een kleine droge studio waarvan je niet veel inspiratie terug krijgt, tenzij je met koptelefoon speelt en er wat reverb opsteekt. Maar dit is niet hetzelfde als dat je de akoestiek terugkrijgt van de zaal. Ik had echt het gevoel dat ik heel anders speelde en als inspiratie is er ook de muziek waarnaar je luistert o.a. solo piano opnames ook met instrumenten die top afgesteld staan. Ik kon dat ook herkennen in die piano en automatisch voel je dat als je speelt. Een grote impact eigenlijk.

Het eindresultaat, klonk dat dan effectief zoals je hoopte of verwachtte tegenover het beginidee dat je had bij elk nummer?

Neen, want het is allemaal geïmproviseerd en de meeste stukken waren eigenlijk echt losse ideeën en in de opname zelf wordt dat een verhaal. Want er is zoveel improvisatie bij te pas gekomen dat je dat eigenlijk niet echt kunt voorbereiden. Je moet gewoon zorgen dat je de dag zelf in vorm bent en dat je geconnecteerd bent met je verbeelding... dat de connectie tussen je verbeelding en je fysiek goed zit, zodat er geen blokkage in zit. Dat is in feite het belangrijkste, denk in. En van al die ideetjes die ik dan het half jaar ervoor verzamelde moet ik trachten een duidelijk overzicht te maken. Twee weken ervoor heb ik wel veel gespeeld en uitgeprobeerd. Maar dan kom je in die ruimte en alles is anders, de piano, … spelen op een buffetje in je living is niet hetzelfde van projectie en impact van sound. Erbovenop ben je aan het opnemen en heb je een beetje, niet echt een druk, maar toch is er een positieve druk waardoor je ook anders speelt.

Als we over soloplaten en pianisten spreken, ja dan valt automatisch de naam van Keith Jarrett die zijn handelskenmerk maakt met standards. Jij gebruikt enkel eigen composities, toch op deze plaat...

Ik luisterde onlangs naar Keith Jarrett’s “Live In Bordeaux” waarop hij veel improvisaties speelt. Heel atonaal en eigenlijk is hij iemand die enorm, enorm, enorm goed improviseert. Het is soms een beetje scary om te zien wat hij allemaal al gedaan heeft in zijn carrière. Ik weet nog dat ik heel veel solo albums van hem vergeleek van sound. Het is heel interessant, zeker in de verschillende tijdsperiodes. Het is telkens anders. Gelijk in “Bremen/Lausanne”, een ongelooflijke plaat, en dan daartegenover “The Köln Concert” met die piano die totaal ‘brak’ was. Maar toch hebben ze er iets mee kunnen doen. Eigenlijk, mijn drie vorige soloplaten werden alle op andere instrumenten gespeeld. Opzettelijk heb ik toen die moderne Steinway D ontweken, maar nu had ik er wel echt zin in hem te bespelen. Misschien is het wel door die drie vorige albums dat ik er juist zin in heb gekregen om op een Steinway D te spelen. Ik denk dat het ook helpt dat je er niet voor de zoveelste keer op speelt. Voor mij voelde het echt als iets nieuws. Ook al speel ik iedere maand op zo’n instrument, voelde het toch nieuw om te zoeken. Want het is net dat zoeken dat ik zo leuk vind.


© Johan Jacobs


Vandaar een van de titels op je cd ‘Leaps On Drift Ice’, je bent iemand die graag risico’s neemt…

Ja, zeker. Maar eigenlijk slaat die titel nog meer op die baslijn die in feite korter wordt en dat is de visualisatie ervan. Je probeert over die stukken ijs die alsmaar kleiner worden te springen naar het volgende stuk ijs. Het is een beetje hetzelfde idee. De baslijn wordt iedere keer korter en op iedere lengte van de baslijn improviseer ik dan. Het wordt almaar korter en almaar moeilijker. Het is gewoon een visuele zaak.

Er is ook een titel ‘What We Carry With Us’, een zware titel tegenover de inhoud dan die heel rustig, bijna verhalend is… dus Bram De Looze, de man die houdt van contrasten?

Hoh, ‘What We Carry With Us’ is een titel waarbij ik niet zoveel verzin in mijn hoofd. Het is meer een soort nadenken over het verleden en welke invloed dat allemaal op je heeft. En hoe belangrijk dat ook is… zo simpel is het.

Een titel die heel integrerend is ‘I Throw The Kitchen Sink At You’, is dat de soundtrack voor een Tom & Jerry tekenfilmpje of is dat een verborgen kant van Bram De Looze?

Bijna (lacht). Het is een uitspraak van Sonny Rollins die het in een interview had over zijn tour met… shit ik kom niet op de naam … maar in dat interview sprak hij erover dat hij tijdens een concert er gewoon alles uitgooit wat hij maar kan op zijn sax. Ik vond dat top, hij bedoelt gewoon dat hij totaal losgaat. Hij heeft geen grenzen ook al is het in een meer traditionele context dat hij dit concert speelde. Vandaar komt het…

Heb jij ook al zo’n moment gekend?

Ik denk het wel. Dat gebeurt niet vaak. Het hangt echt af van met welke band. Ik weet nog met MixMonk met Joey Baron en met Robin Verheyen, heel af en toe, alhoewel het gebeurt bijna ieder concert dat iedereen losgaat op een meer uptempo stuk. Ik denk dat het op het stuk ‘Onkish’, van Robin, dat het op de plaat vrij rustig gespeeld wordt. Het is wel een uptempo, maar het is niet dat de energie er zo van afspat. Terwijl het op concerten een beetje richting Coltrane Quartet gaat, die rauwe energie. Dan gaan we vrij ver. Het is zelfs zo dat ik soms pijn aan mijn oren heb van de crashes van Joey.

Een paar namen zijn er al gevallen: Coltrane, Sonny Rollins, Keith Jarrett, … en op je laatste album de titel ’Keeping Up With Hank’… ik veronderstel een verwijzing naar Hank Jones…

Ja, dat klopt. Nu, eigenlijk is dat een pianist die ik zelf meer en meer wil uitchecken. Vandaar de titel ‘Keeping Up With Hank’. Het komt eigenlijk van de albumtitel "Keepin' Up with the Joneses', een album met zijn broers. Maar het is eigenlijk een titel om er me zelf eraan te herinneren dat ik hem meer moet uitchecken omdat hij muzikaal zoveel te bieden heeft.



Een woordje misschien over de nieuwe Pentadox, het trio met Bram De Looze, Sylvain Debaisieux en Samuel Ber… het is de groep die Samuel Ber samenstelde… Wat is voor jou het verschil tussen de vorige cd en deze? Ik heb de indruk dat deze meer een rustige zoekactie is bijna…

Inderdaad. Ik ben blij dat we eindelijk een plaat hebben in trio. Want Pentadox was oorspronkelijk een quintet met Guillaume Orti en Bo Van Der Werf.

We kwamen eigenlijk het meest samen als trio. Als trio kan je zoveel sneller bewegen in de muziek. Het is een beetje een nadeel aan improvisatie soms, dat hoe meer mensen in de band, hoe moeilijker het wordt om als een unit te bewegen. Met drie kan je die focus nog bewaren op de andere twee. Maar van zodra er nog iemand bij is, zit je al met drie mensen waarop je je moet trachten te focussen, omdat je niet wil negeren wat zij aan het spelen zijn natuurlijk. Dit is een beetje het probleem met mijn grote ensembles die vooral improviseren.

Maar met Pentadox heb ik enorm veel sessies gedaan waarbij we bepaalde strategieën om samen te improviseren probeerden te ontdekken en zien welk effect dat heeft op ons eigen spel of op het geheel. En ik denk dat die plaat het resultaat daarvan is en gecombineerd met veel composities die we al lang speelden. Het is zeker niets nieuws waarvoor we zo de laatste week nog repeteerden en beslisten het op te nemen. Het is een lang proces dat we nu eindelijk op plaat hebben gezet. Het leuke was ook dat we het live opnamen in de Sounds. Want ik heb toch een sterk gevoel dat we heel anders spelen live dan in de studio.

Jij leverde twee composities. Knappe titel ‘Rifftual’ en dan ook de andere ‘Dduddu’…

Dduddu is de nickname van mijn dochter. Ze noemt Arisu en de ‘s’, mijn vrouw is Koreaans, en als ze iets schattigs willen zeggen wordt de ‘s’ op het einde een ‘t’ en dan zegt ze soms Aritu. En dan begonnen we ‘Tu’ te zeggen en dan werd het ‘TuTu’.

Maar wel met een ‘d’…

Omdat ze in het Koreaans een ‘t’ met 2 d’s schrijven.



 Bram De Looze, Sylvain Debaisieux, Sarah Klenes © Lionel Cataldo


Dan gaan we het ook eens hebben over een, volgens mij, heel bijzondere opname met Sarah Klenes, Sylvain Debaisieux en jij. Een heel speciaal programma dat moeilijk te catalogeren valt: tussen opera, jazz, kamermuziek, poëzie, … Hoe vind jij je plaats in dit trio?

Dat was in het begin toch wel efkens zoeken in die periode dat we al composities uitprobeerden. Het was meestal bij Sarah thuis, ook op een buffetpianootje in zo’n kleine ruimte. Dus heel dicht bij elkaar. Ik had zo het gevoel dat ik veel minimalistischer speelde. Dit was omdat we mekaar anders veel te vlug verloren, denk ik. Dus het was echt naar een soort van balans zoeken in het begin. En op de duur vonden we die wel omdat ik ook niet super gewoon ben van in duo te spelen, zonder drums. Solo gaat nog, maar als je dan samenspeelt zonder drums, dit is iets waarmee ik nog niet zoveel ervaring in heb. En dat voelde echt als iets nieuws voor mij. Vooral op het vlak van timing is dat een andere wereld. Ik ben blij dat we dan uiteindelijk toch wel een manier hebben gevonden om het te doen.

Het was ook een prachtig concert op 10 april 2024 in Jazz Station, waarbij Sarah Klenes heel veel gebruik maakte van stemverbuiging. Met haar stem gaat ze alle kanten op… als muzikant, moet je dan volgen? Dat lijkt niet zo evident veronderstel ik…

De balans die we moesten zoeken was meteen ook kijken waar we ruimte voor elkaar konden laten, hoe gaan we dat doen. Dat zijn allemaal zaken die je moet proberen te ontdekken en er proberen bewust van te worden. Want bij improvisatie kan je niet altijd van alles bewust zijn. Je kan niet van buitenaf luisteren naar het geheel. We hadden dan opnames gemaakt van de repetities. Als je er dan naar luistert merk je dat je bv. veel te veel in het lagere register speelt en dat zit echt in de weg. Maar hoe kan k dan iets anders doen en is een ander register een optie… Het zijn allemaal van die vragen die je begint te stellen waardoor je bewuster wordt van hetgeen je aan het doen bent. Iedereen speelt wel op zijn eigen intuïtie, denk ik, maar het is toch goed van je bewust te zijn van het effect. Want de piano is een bombastisch instrument en zodra je in het lager register bezig bent beperk je de anderen toch heel snel. Het is dus echt een zoektocht geweest en ik vond dat juist heel interessant.

Sylvain is natuurlijk ook een heel flexibel muzikant…

Ja, Sylvain is ongelooflijk en dankzij al die sessies met Pentadox, dat kruipt ook in je muziek. We nemen dat mee en ik weet dat Sarah ook wel de manier van musiceren bij Pentadox kan appreciëren. Kortom, ze zou heel goed bij die band passen. Ik vermoed trouwens dat Pentadox ook wel een beetje een inspiratie was voor haar, want ze heeft veel Pentadox bezig gezien.


Die cd noemt “In A Round” en is uitgebracht in een heel mooie kunstige hoes. Dus dat past ook heel goed bij jou. Je hebt ook de nodige interesse in andere kunsten dan muziek…

Vroeger meer dan nu, denk ik. Soms wordt het leven een beetje te druk, dat je soms merkt dat je op een dag eens heel graag naar een museum zou gaan maar dat je er geen tijd voor hebt. Het is een beetje de kunst van “Kill your darlings”.

Dan komen we stilaan toch naar begin volgend jaar, begin 2025, waar jij ‘artist in residence’ bent in Flagey… Een carte blanche volledig, of werden er beperkingen opgelegd?

Ik heb toch wel het gevoel dat er geen beperkingen waren, want alle projecten waren echt droomprojecten om het zo te zeggen. En eigenlijk was er telkens enthousiasme van de programmator, Maarten Van Ousselt. Dus ik ben heel blij dat het allemaal gelukt is. Want het is toch niet evident om drie concerten in dezelfde periode te doen. Ik bedoel om tegelijkertijd met drie verschillende projecten bezig te zijn. Als je een bepaalde periode over iets kunt nadenken, dat is al genoeg. Maar dan met drie projecten samen … maar ik wou hoe dan ook Vice Versa opnieuw doen.



De Looze, Morgan, Baron, Roberts © Geert Vandepoele, Dave Kaufman, Bruno Bollaert, Peter Gannushkin


We zullen ze een voor een bespreken… Het begint op vrijdag 10 januari met een gloednieuwe groep, waarin jij met Thomas Morgan, Hank Roberts en Joey Baron speelt… Voor wie Thomas Morgan niet kent, hij is iemand uit de New Yorkse scene die speelde met Ethan Iverson, John Zorn, João Lobo, en nog een andere Belgische connectie is dat hij ook bij Chantal Acda & The Atlantic Drifters speelt… en ook gespeeld heeft, of nog speelt met Craig Taborn, iemand die jou wel bekend is…

Ik denk dat dit al bijna twintig jaar voor heel wat improviserende pianisten de grote vernieuwer is. Omdat je nu over Thomas Morgan praat, de eerste keer dat ik, als achttienjarige, met een groep van 7 vrienden van het Lemmensinstituut (Leuven), naar New York ging (we sliepen allen in het appartementje van Lieven Venken in Harlem) zagen we die week Paul Motian met Masabumi Kikuchi, Ben Street en Thomas Morgan in de Village Vanguard.

Het was toen dat heel die wereld openging voor mij. De manier waarop ze spelen is fenomenaal. Het feit dat we deze week drie keer zijn geweest, al was het 30 dollar per set, zegt duidelijk genoeg. We kochten ook veel cd’s toen. Maar dit was een heel intense periode qua muziek leren kennen en Thomas Morgan was daar echt … en dan was er ook dat trio van Dan Weiss. Het waren eigenlijk de vrienden van het Lemmens die me die muziek aanreikten en mij ze liet ontdekken. Ze konden er ook zo mooi over vertellen. Onder hen was o.m. Jakob Warmenbol.

En op die manier ben ik Thomas blijven volgen en dan komt er een paar jaar later die plaat met het Craig Taborn Trio, wat ook een grote mijlpaal voor mij was. Thomas is toch voor mij een grote invloed. Voor heel veel bassisten is hij een beetje de nieuwe Charlie Haden. Ook een innovator op zijn instrument en zijn notenkeuze is zo anders. Hij heeft een heel andere manier van spelen. En als je dan ziet met wie hij allemaal samen speelt… nu ook met Bill Frisell, dat duo, het is ontelbaar met wie hij allemaal speelt.

Ik speelde ooit eens met hem op een workshop in het Lemmens, zo 10’ in duo. En dat is ook zo’n ervaring die me altijd zal bij blijven.

En Hank Roberts, de cellist…

Ja, een cellist is wellicht een rare combinatie…

Trouwens Thomas Morgan begon ooit als cellist, en jij haalt er nu een andere cellist bij…

Eigenlijk is alles begonnen met het feit dat ik samen met Joey en Thomas wilde samenspelen. Dat was al lang een droom. Nu was het de ideale opportuniteit om het te doen. Maar ik zat natuurlijk al met een ander pianotrio en dat was dus niet zo ideaal om nog een pianotrio te doen. En dan dacht ik wie er in deze context kon passen. Na lang nadenken en zoeken kwam ik uiteindelijk terug op het album van Hank met Jim Black en Marc Ducret “Green”. Het is Lander Gijselinck die me die liet ontdekken. Sindsdien ben ik al altijd fan geweest van hem. Het is ongelooflijk hoe hij speelt. En toen ontdekte ik met wie hij nog allemaal had samengewerkt… Hij speelde ook veel met Joey en ook met Thomas.

Ook met Bill Frisell, John Zorn ook… die Knitting Factory scene…

En toen dacht ik, misschien is Hank wel de ideale man. Ik heb ook al een zwak voor cello’s. Vroeger heb ik nog een septet gehad met twee cellisten (Septych). Ik zat ook in het trio van de Sloveense drummer Dre Hocevar, ook met een cellist, Lester St. Louis. Dus vandaar mis ik wel een beetje de cello. Joey speelde eind jaren tachtig veel met Hank in de band Black Pastels. Als je zolang al samen speelt dan doet dat sowieso iets met de muziek. Ik ben benieuwd hoe ze terug gaan samen spelen. En dan met Thomas ertussen. Ik ben echt benieuwd.

Hank Roberts is ook van een oudere generatie. Hij heeft ook eens een heel speciaal project gedaan, “Cello du Jour”. Hij deed een vijftiental concerten in zestien dagen met telkens een andere cello…

Ah ja, er staat een lange tekst op zijn website over al die cello’s.

Kunnen we dat vergelijken met jou historie met oude piano’s?

Waarschijnlijk wel. Het is in elk geval dezelfde liefde voor instrumenten. En ook de geschiedenis van die instrumenten is zo ongelooflijk om in te duiken. Van mij is het dan nog met die stemmingen en temperamenten erbij. Het is zo leuk om dat te doen omdat je instrument toch wel heel erg bepaalt hoe je speelt.

Is dat een verhaal dat verder gaat?

Ik hoop het. Ik denk dat ik nu gewoon weer zin had om met die Steinway D aan de slag te gaan. Waarschijnlijk komt de periode dat ik terug grijp naar die historische instrumenten terug. Misschien zelfs klavecimbel. Maar ik weet het nog niet. Met al die soorten van temperamenten is het toch een limitatie voor de pianist. Als pianist kan je niet zeggen zoals een cellist, ik speel die terts ietsje lager. Dat klinkt dan veel meer open en warmer. Op de piano lukt dat niet. Dan moet je een stemmer laten komen die er 2,5 uur aan bezig is. Omdat die piano zodanig stabiel staat in de stemming die hij heeft. Die pin wil terug naar zijn oorspronkelijke positie, m.a.w. dit is niet zo goed voor de stembalk van de piano. Praktisch is dat heel onhandig, tenzij je een instrument voor een aantal jaren laat staan in die stemming. Dan is dat ideaal.


© Servaas Van Belle


Dus efkens samenvatten. Het nieuwe kwartet: Thomas Morgan, Hank Roberts en Joey Baron… Joey Baron, de naam is al gevallen, ook iemand die met John Zorn speelde, en voor jou natuurlijk wel bekend met MixMonk…

Inderdaad. Ik ben toch erg blij dat ik met hem kon spelen de laatste jaren. En ook heel regelmatig. We hebben de laatste drie jaar ook veel in Italië opgetreden. Wat je van Joey Baron meekrijgt is van onschatbare waarde. Gewoon door zijn attitude. Hoe hij iedere milliseconde grijpt om iets, niet altijd onverwacht te doen, maar toch voelt het altijd onverwacht aan. Hij blijft altijd, bij alles, enorm rustig. De plaatsing van zijn ritmes, de klankkleur die hij krijgt uit ieder gedeelte van de drums. Die speelt ook kleur op zijn eigen cymbalen, op zijn eigen drums.

Hij speelt altijd wat er voorzien wordt, ook al is dat niet van topkwaliteit of topsmaak. Hij probeert er altijd een klank uit te krijgen die functioneert door zijn manier van musiceren. Hij zoekt altijd naar de juiste dikte van de klank. Hij stemt alles zodat het past in de context van de drumkit maar ook in de context van de band. Hij gaat ook altijd zoeken naar de juiste pitch van de basdrum, zodanig dat het de juiste plek inneemt in de totaalklank van het trio. Dus hij gaat wel vrij ver daarin. En ook zijn cymbalen. Hij vraagt altijd voor een beetje demping door duck tape erop te plakken. En hij zoekt tot de cymbalen juist klinken. Het heeft allemaal te maken met de ‘dikte’, een ander woord ken ik er niet voor, van de klank. Ik vind het altijd leuk om hem te horen zoeken. Hij blijft soms een uur bezig tijdens de soundcheck.

Ik veronderstel dat dit voor de andere muzikanten ook een zekere uitdaging is… aangezien zijn sound telkens verschilt…

Ja, maar de piano verschilt ook altijd en waarschijnlijk Robins verschilt riet ook. Er is ook de akoestiek, er zijn zoveel parameters… Maar we passen ons altijd aan, aan waar we spelen. En het is net dat vermogen om het te doen kloppen dat het zo leuk maakt om Joey bezig te zien. Het is soms een meditatie op klank. Het is altijd wat tot rust komen tijdens de soundcheck met hem erbij.

Hij heeft ook gespeeld met Fred Hersch, de naam van een pianist die hier nog niet gevallen is… Iemand met wie jij een beetje vertrouwd bent?

Een beetje. Was dat vorig jaar tijdens Leuven Jazz dat we een duo concert speelden? Allé, dat hij ook een solo set speelde… We hebben dan nog een stuk of drie stukken in duo gespeeld, en een of twee solo. Dan merk je wel hoe diep dat die traditie gaat. Je merkt hoe diep dat Hersch daarin zit, vooral zijn stemvoering, m.a.w. de voice leading zijn de stemmen die vanbinnen bewegen, als je een standard hebt is er de melodie vanboven, de bas beneden en dan vanbinnen heb je twee of drie of meer stemmen en die bewegen allemaal en voice leading wil eigenlijk zeggen dat je die stemmen heel schoon in mekaar laat overgaan, zoals bij een koor. De noten zijn ook niet helemaal verticaal, die denken horizontaal. En op dat vlak is Hersch een echte meester, en ook hoe hij melodieën fraseert… zijn kennis van het repertoire… zijn re-harmonisatie is altijd zo smaakvol… soms misschien zelfs iets te romantisch… Ik stond eens op Jazz Middelheim en Marc Copland moest ook spelen, met Robin en Billy Hart denk ik, en Fred was ook aan het spelen in trio en Marc kon de romantische intro van Hersch niet aan. Hij liep weg “Oh my God”… Maar iedereen zijn smaak natuurlijk. Het is toch grappig om te merken…

De grote vraag bij dit alles is: welk repertoire gaan jullie brengen?

Het is een totaal nieuwe band en alles zal heel anders aanvoelen voor iedereen. Er zal sowieso plek moeten zijn voor iedereen om te kunnen zichzelf zijn. Ik wil dus niet te veel materiaal schrijven, want als je dat doet steek je iedereen vast in die partituur en het heeft dan eigenlijk geen zin dat je die mensen laat komen spelen. Dan zit je vast aan die stukken en iedereen zit een beetje gevangen, wat niet de bedoeling is.

En iedereen is zo’n goede improvisator dat ik probeer materiaal te schrijven dat simpel genoeg is om te verteren in een dag, want het is alleen de dag ervoor dat we samen komen, en het concert is s’anderendaags al. Een geluk dat ik al veel met Joey speelde en ook Thomas al veel aan het werk hoorde. Dus ik weet wel wat er nodig is aan materiaal, maar qua stijl kan ik er niet veel woorden op plakken. Bill Frisell is iemand waar ze alle drie de laatste jaren mee samenspeelden. Dus zijn composities gaan ook wel een beetje invloed hebben op de manier waarop ik schrijf. Maar ik probeer vooral melodieën of vormen te schrijven waarvan ik vermoed dat ze zich hopelijk vrij zullen bij voelen. Als dat gebeurt dan is er sowieso een goede flow en een muzikaal gesprek onder ons vieren. Het is mijn betrachting te voorkomen dat er iets geblokkeerd wordt op het vlak van de compositie. En hopelijk is er een stuk van Hank ook bij. Want die heeft ook een aantal toffe composities omdat hij ook al lang speelt. ‘Bernie Alap’ en ‘Azul’ van op het album “Green” zijn er zo twee. Hij speelt ze heel veel solo en zingt er dan op. Hij speelt ze ook in duo met Frisell. Misschien ook een leuk idee om te doen, maar dat zien we dan wel op de repetitie. Ik wil het ook een beetje openhouden voor hen wat ze graag willen doen.

Hopelijk komt iedereen op tijd toe met de vliegtuigen…

Ja, hopelijk is er geen sneeuwstorm of zo…



Bram De Looze & DoYeon Kim © Geert Vandepoele + Sofyou Studio


Dan het volgende concert van je in de residentie is op zondag 12 januari, een namiddagconcert dacht ik, om 17u00, met de Zuid-Koreaanse DoYeon Kim die een heel speciaal instrument bespeelt, de gayageum, …

Ja, dat is de Koreaanse versie van de Japanse koto, maar die snaren zijn anders en de klank is gewoon veel korter. Soms doet de klank mij een beetje denken aan deze die tussen de contrabas en de cello in ligt, maar dan met snaren die heel weinig sustain hebben. En natuurlijk, het feit dat ze de toonhoogte met haar vingers kan naar beneden duwt krijgt ze een hogere klank maar bijna iedere noot is een soort van pitch bending. Dat maakt die klank zo typisch.

DoYeon Kim heb ik online ontdekt. Waarschijnlijk voor het eerst op sociale media… Ze speelde in een of andere band toen ze aan het studeren was. Ik denk dat het samen met Tony Malaby was, in een school in New York. En sindsdien ben ik haar blijven volgen. Eigenlijk is het absurd. Ze heeft die Koreaanse traditie op topniveau beleefd en gespeeld en nu heeft ze de jazztraditie ook bestudeerd. Maar het zotte is dat ze nu concerten speelt met al die improvisatoren.

Ze heeft dus die jazz background en die Koreaanse traditie dat ze beheerst en daarbovenop is ze nu vooral een vrije improvisator. Het is ongelooflijk dat iemand met die skills bestaat. Op dit vlak is ze dus uniek. Ik zit iedere zomer in Seoel, waardoor ik al een beetje heb kunnen proeven van die cultuur en muziek. Maar nog niet genoeg want de taalbarrière is toch een te grote drempel. De stad is ook enorm groot, en er is niet altijd veel tijd als we er zijn met de familie. Er is zo veel te ontdekken, ook een heel leuke jazz scene trouwens daar met festivals en clubs. Maar ik hoop met DoYeon die Koreaanse traditie meer te ontdekken via improvisatie met haar en dan lukt het hopelijk ook eens om daar te spelen en om misschien nog mensen te leren kennen. Dit lijkt me een heel interessante weg om in te slaan.

Zij nam ook trouwens een plaat op met een andere pianiste Chase Morin, die ooit haar leraar was aan het Berklee Global Jazz Institute… Dus ze heeft ervaring om met pianisten te spelen, maar omgekeerd, jij, om met iemand die de gayageum bespeelt, nog niet…

Nog niet, neen. Ik heb wel – ik weet niet of je de Luikse drummer Basile Peuvion kent – veel met hem in zijn Momentum Jazz Quartet gespeeld. We waren toen ongeveer 16 jaar. Maar dan is hij enorm geïnteresseerd geraakt in de Koreaanse muziek. Hij bespeelde een Koreaans percussie instrument met een strak gespannen vel aan beide kanten. Je slaat er op met een heel lichte, dunne stok, dunner dan een drum stick. Bijna een dikke chopstick maar langer. Het kletst heel hard en heeft een heel typische sound en het is dat instrument dat ook veel in duo wordt gebruikt met de gayageum.

Het is via Basile dat ik composities heb leren ontdekken. Ik speelde dan samen met zijn Koreaanse drum. Dat was super interessant en sindsdien ben ik heel curieus naar meer. Meestal moet je naar ginder en moet je geaccepteerd worden door een goeroe of zo van die muziek. Die neemt je dan onder zijn vleugels en dan leer je van hem. Dat is het wat Basile heeft gedaan in Korea en ook in Parijs. Het is dus een heel speciale wereld.


Ik zag dit jaar in Moers de Japanse Michiyo Yagi op koto spelen. Ze bewerkte haar koto met metalen staven. Ik weet niet of DoYeon Kim ook zo extreem te werk gaat…

Ja, ze gaat ook soms extreem te werk. Er is een heel leuk concert van haar op YouTube (zie hierboven) van in de Roulette, een performance space in Brooklyn. Het is een lang programma waarin ze haar muzikale leven schetst. Ze is gestart met al die Koreaanse traditionele muziek, dan een heel schoon stuk duo gayageum en percussie. Dit is mijn favoriet moment omdat ze 10’ in een flow met heel veel ruimte, en heel veel stilte op een manier, maar de ritmes zijn zodanig goed getimed.

Ik zou dat graag ook met haar proberen tijdens ons concert, maar dan moet ik een beetje de rol van de percussionist op mij nemen. Hopelijk lukt dat op de piano. En daarna breekt ze heel haar gayageum af, want dat zijn van die bruggen, t.t.z. op elke string zit er een brug zoals bij een contrabas of viool. Ze trekt gewoon die bruggen los en ze gaat helemaal uit de bol. Ze kan ver gaan als ze wil, maar geen volledig concert natuurlijk. Maar ze durft wel...



Vice Versa © Bjorn Comhaire


Dan is er het derde concert van je residentie op donderdag 16 januari met Vice Versa, een heel internationale naam, met Eric McPherson en Felix Henkelhausen. Eric die ook grootgebracht is met de standards en de Amerikaanse jazz eigenlijk…

Ja, dat is ongelooflijk hoe hij op jonge leeftijd… zijn moeder was eigenlijk danseres en zat in de vriendenkring met Elvin Jones en Max Roach. Ze nam Eric natuurlijk overal mee waardoor hij dus op jonge leeftijd al met zo’n legenden in contact kwam. Automatisch zit dat in zijn DNA en dat voel je ook in zijn drummen. Het is ongelooflijk welke flow hij kan creëren met zijn drumspel. Ik vind dat je erg veel Elvin hoort, maar hij heeft natuurlijk wel zijn eigen manier gevonden om het verder te ontwikkelen. Als je ziet met wie hij allemaal speelde, Andrew Hill op het einde van zijn leven, … nu staat het concert van dat trio met John Hébert terug op YouTube (zie hierponder) en je voelt direct hoe sterk die gasten zijn. Die spirit is zo sterk en ze kunnen zo goed improviseren. Ze verliezen nooit een milliseconde focus. Het blijft telkens inspirerend.


Vorige keer vertelde je dat hij ook iemand is die zijn medemusici tot het uiterste durft te drijven… op de juiste manier natuurlijk…

Ja, zeker. Ik heb altijd het gevoel dat ik op het puntje van mijn stoel zit, want die kan met zo’n kleine deviaties… hij begint een groove, en dat is duidelijk, opeens heeft hij een idee en moet je beginnen zoeken waar hij zit, soms. En het is juist in die momentjes dat er iets ontstaat en dan gaan we erop verder en hij weet heel goed hoe je iemand uit zijn comfortzone kunt lokken. Want die zoekt gewoon, denk ik, de spot waar je als unit, als groep, comfortabel zit en vanaf daar vertrekt hij dan. Hij geeft dan kleine duwtjes die je proberen los te wrikken uit die veilige zone. En het is net dat, dat ik leuk vind.

Contrabassist Felix Henkelhausen is iemand die heel openstaat voor zo’n avonturen. En ook in zijn eigen band ‘Deranged Particles’. Hij zit echt in die Berlijnse scene en ik vind dat toch heel straf wat die gasten allemaal componeren en hoe vrij dat ze ook met dat complex materiaal omgaan. Ze proberen niet hyper exact te zijn want mochten ze dat doen dan is er niets meer leuk aan. In feite is dat hetzelfde met alle muziek. Als je probeert te exact te spelen dan verlies je iets. Als je teveel de onderverdeling wil in de perfectie spelen dan verlies je iets wat ik moeilijk onder woorden kan brengen, maar dat voelt minder goed aan. Het voelt als computerperfectionist. Het is leuker als het een beetje los kan gewrikkeld worden. Het voelt ook spontaner aan. Het is zoals een groove. Als er iets groovet dan gaat dat nooit perfect zijn, denk ik. Er moet altijd iets een klein beetje scheef zitten en dat zorgt dan voor dat groove gevoel, denk ik.

Typerend voor Felix is ook op zijn website het zinnetje “Outernational Music For Interplanetary People”… Dus het kan heel ver gaan dan op die manier…

Wow (lacht) Perfect gezegd (lacht)

Het is ook de bedoeling, dacht ik, om met deze groep een opname te maken voor een nieuw album…

Dat klopt.

Het vorige was ook een live album uiteindelijk….

Dat was in COVID tijd. Het voelde meer alsof De Bijloke een grote studio was. Je hebt niet echt het momentum van het publiek bij je. Alhoewel het wel werd uitgezonden maar het momentum van de camera’s weegt niet op tegen dat van het publiek. Nu zullen we wel de reactie en aanwezigheid van het publiek voelen. En ook de akoestiek van Flagey is ongelooflijk. Dat is ook weer mooi mee genomen natuurlijk.

En ook de traditionele vraag hier: welk materiaal gaan jullie brengen of heb je het al klaar? Het is jouw groep...

Ik denk dat ik bij Felix en Eric ietsje ritmischer ga schrijven. Alé, ik bedoel niet ritmischer, want voor het quartet ook, maar ik bedoel meer ritmisch uitdagend. Niet per sé complexer maar misschien wel … ik wil nooit dat iets complex klinkt. Maar soms kan er iets complex geschreven worden die niet complex klinkt maar het is wel complexe muziek om te spelen.

Ik weet dat ik met Eric en Felix iets complexer kan gaan, denk ik. Dat is voor hen zeker geen probleem want die zijn er heel snel vrij over. Ik herinner me voor dat concert in De Bijloke toen, hadden wij ook twee dagen gerepeteerd, nu gaan we hetzelfde doen, weer twee dagen en dan het concert opnemen. En ik weet nog dat dit vanaf de eerste dag, de eerste take direct in de juiste flow zat. Weinig vraagtekens in de muziek dus. En ik heb het gevoel dat dit nu niet anders zal zijn. Met eender waar ik mee afkom gaan we sowieso iets kunnen doen. Dat is het leuke aan improvisatie dat je nooit echt perfect afgewerkte composities nodig hebt omdat het toch gewijzigd wordt on the spot.


© Johan Jacobs


Dus eigenlijk nog wat jazz…

Eigenlijk wel…

Bij het uitkomen van het vorige, van het debuutalbum, zei je ‘het is mijn droom om kapitein te zijn van een eigen groep’. Is die droom ondertussen geen nachtmerrie geworden wegens alle praktische omstandigheden, administratieve rompslomp, …?

Er moet natuurlijk wel veel geregeld worden, en na een lange periode dat je er zo op focust … en natuurlijk dat er drie concerten tegelijk zijn… zorgt er een beetje voor dat je door elkaar aan het schrijven bent voor drie verschillende dingen. Het hangt natuurlijk af van hoeveel tijd je kan spenderen. Wat je ervan vindt, is het goed genoeg,… je kan het niet echt weten of het goed genoeg is. Dat kom je pas de dag zelf te weten.

Maar een nachtmerrie is het zeker niet. Het is een echte droom… Je kan niet veel meer wensen dan dat. Zo’n carte blanche… zeker geen nachtmerrie maar het omgekeerde. Natuurlijk focus je je een hele periode daarop en misschien is het dan wel gezond van je een week er niet op te focussen, zodat je weer een beetje kan herbronnen zodat je niet te hard vastzit in het idee. Misschien is mijn idee compleet iets anders dan dat het eigenlijk echt is. Die band gaat zijn eigen leven leiden en hoe meer controle, hoe leuker ik het vind.

Ik wil nog verassen in plaats van mezelf vast te zetten met materiaal te schrijven waarbij je jezelf niet vrij voelt. Dat zou een beetje idioot zijn.

Een regel die sowieso in het leven blijft: blijf nieuwsgierig!

Ja, natuurlijk. Maar soms is er nood aan structuur en nood aan leiding. En als dat nodig moest zijn ga ik het wel proberen. Maar ik heb het gevoel dat dat met die mensen… iedereen is zo sterk op zich, en iedereen weet zo goed hoe een band marcheert, en zeker omdat het allemaal mensen zijn die elkaar kennen, behalve het project met DoYeon is iets nieuws, maar aangezien ze zo gemakkelijk met iedereen in improvisatieconcerten staat gaat dat zeker geen probleem zijn.

Is er een concert waar je echt naar uitkijkt tijdens het Brussels Jazzfestival?

Ja sowieso Craig Taborn. Ik heb die al zo lang niet meer gezien. Ah ja, dat was Alex Koo die een duo had gedaan met hem. Nu is het met zijn kwartet, Peter Evans, kijk ik ook naar uit, Thomas speelt er ook in, en de drummer is Ches Smith denk ik. En met de Philharmonic Orchestra, ik ben wel benieuwd hoe dat gaat functioneren.

Er staan zoveel goede namen op. Ik ben ook benieuwd naar Simon Comté, hoe hij uit heel die New York periode komt, welk effect dat op hem heeft. En de musici die hij koos. Ja Immanuel Wilkins hoor ik ook altijd graag bezig, vooral zijn drummer ook. Dat is een beest.

Het is een heel sterk programma en er zijn al een aantal concerten uitverkocht… Het is dus de bedoeling er rap bij te zijn…

Interview © Georges Tonla Briquet (uitgeschreven door Jos Demol)  -  foto's © Bruno Bollaert / Lionel Cataldo / Bjorn Comhaire / Jean Pol Cornelis / Peter Gannushkin / Johan Jacobs / Dave Kaufman / Servaas Van Belle / Geert Vandepoele



Brussels Jazz Festival 2025 | Flagey


In case you LIKE us, please click here:



Foto © Leentje Arnouts
"WAGON JAZZ"
cycle d’interviews réalisées
par Georges Tonla Briquet




our partners:

Clemens Communications





Hotel-Brasserie
Markt 2 -
8820 TORHOUT

 


Silvère Mansis
(10.9.1944 - 22.4.2018)
foto © Dirck Brysse


Rik Bevernage
(19.4.1954 - 6.3.2018)
foto © Stefe Jiroflée


Philippe Schoonbrood
(24.5.1957-30.5.2020)
foto © Dominique Houcmant


Claude Loxhay
(18/02/1947 – 02/11/2023)
foto © Marie Gilon


Pedro Soler
(08/06/1938 – 03/08/2024)
foto © Jacky Lepage


Special thanks to our photographers:

Petra Beckers
Ron Beenen
Annie Boedt
Klaas Boelen
Henning Bolte

Serge Braem
Cedric Craps
Christian Deblanc
Philippe De Cleen
Paul De Cloedt
Cindy De Kuyper

Koen Deleu
Ferdinand Dupuis-Panther
Anne Fishburn
Federico Garcia
Jeroen Goddemaer
Robert Hansenne
Serge Heimlich
Dominique Houcmant
Stefe Jiroflée
Herman Klaassen
Philippe Klein

Jos L. Knaepen
Tom Leentjes
Hugo Lefèvre

Jacky Lepage
Olivier Lestoquoit
Eric Malfait
Simas Martinonis
Nina Contini Melis
Anne Panther
France Paquay
Jean-Jacques Pussiau
Arnold Reyngoudt
Jean Schoubs
Willy Schuyten

Frank Tafuri
Jean-Pierre Tillaert
Tom Vanbesien
Jef Vandebroek
Geert Vandepoele
Guy Van de Poel
Cees van de Ven
Donata van de Ven
Harry van Kesteren
Geert Vanoverschelde
Roger Vantilt
Patrick Van Vlerken
Marie-Anne Ver Eecke
Karine Vergauwen
Frank Verlinden

Jan Vernieuwe
Anders Vranken
Didier Wagner


and to our writers:

Mischa Andriessen
Robin Arends
Marleen Arnouts
Werner Barth
José Bedeur
Henning Bolte
Erik Carrette
Danny De Bock
Denis Desassis
Pierre Dulieu
Ferdinand Dupuis-Panther
Federico Garcia
Paul Godderis
Stephen Godsall
Jean-Pierre Goffin
Claudy Jalet
Chris Joris
Bernard Lefèvre
Mathilde Löffler
Claude Loxhay
Ieva Pakalniškytė
Anne Panther
Etienne Payen
Jacques Prouvost
Yves « JB » Tassin
Herman te Loo
Eric Therer
Georges Tonla Briquet
Henri Vandenberghe
Peter Van De Vijvere
Iwein Van Malderen
Jan Van Stichel
Olivier Verhelst