een biografie van de trompettist
Ishmael Wadada Leo Smith (° 18 december 1941, Leland, Mississippi) is een Amerikaans trompettist, componist en musicoloog die hoofdzakelijk actief is op het gebied van creatieve jazz en vrije improvisatie.
Wadada Leo Smith is geboren in Leland, Mississippi. Hij debuteerde als lid van de concert- en marsorkesten van de Lincoln High School in Leland. Eerst speelde hij mellofoon (ook wel stellahoorn of corhoorn genoemd), daarna op hoorn, om tenslotte uiteindelijk als twaalfjarige zijn eerste trompet te ontvangen. Op dezelfde leeftijd schreef hij zijn eerste compositie, een werk voor drie trompetten.
Smith kreeg zijn eerste muziekonderricht van zijn schoonvader, Alex “Little Bill” Wallace, die een van de eerste Delta blueszangers was die elektrische gitaar speelde. Het huis waar hij zijn jeugd doorbracht in Leland was een ontmoetingsplaats voor blues musici. Elmore James, B.B. King en Little Minton waren er graag geziene gasten die meestal ook musiceerden in het salon van de familie. Smith verklaart hierover het volgende: “De blues was mijn eerste taal en heeft mij nooit verlaten.” Smith beschouwt zich als een afstammeling van Louis Armstrong, terwijl ook Miles Davis, Booker Little, Clifford Brown, en iets later, Don Cherry de grootste invloed hadden op zijn eigen spel als jonge muzikant.
Smith's gestructureerde muzikale studies begonnen met Oneal Jones en Henderson Howard, die de dirigenten waren van zijn school aan Lincoln High, de laatste was ook zijn eerste trompetleraar. Hij ging studeren onder het U.S. Army Music Program in Fort Leonard Wood, Missouri (1963), de Sherwood School of Music in Chicago, Illinois (1967-69), en de Westleyan University in Middlewood, Connecticut (1975-76) .
Na de middelbare school ging Smith ongeveer een jaar op pad met verschillende blues-, rhythm 'n' blues- en soulgroepen voordat hij dienst nam in het Amerikaanse leger. Na zijn afstuderen aan het US Army Music Program, trad hij vijf jaar op met verschillende militaire groepen, niet alleen in het zuiden van de Verenigde Staten, maar ook in Frankrijk en Italië. Hij bleef ook zijn muzikale horizon uitbreiden en leidde zijn eigen door Ornette Coleman geïnspireerde trio, terwijl hij in het leger bleef.
In 1967 verliet Smith het leger en verhuisde naar Chicago om samen te werken met saxofonist Anthony Braxton en andere leden van de Association for the Advancement of Creative Musicians (AACM), het baanbrekende creatieve muziekcollectief dat de Afrikaanse roots van muziek combineerde met improvisatie.
Kort na aankomst in Chicago ontmoette Wadada Leo Smith Anthony Braxton en violist Leroy Jenkins tijdens een toevallige sessie, waarna de drie een band vormden (die later zou worden uitgebreid tot een quartet door drummer Steve McCall, dat de naam Creative Construction Company zou krijgen, hoewel ze nooit als trio of quartet onder die naam optraden). Het trio werd in zijn begindagen beschouwd als een van de belangrijkste ensembles van de AACM.
Andere AACM-pioniers zijn saxofonisten Joseph Jarman, Roscoe Mitchell en Kalaparusha Maurice McIntyre, trompettist Lester Bowie, trombonist George Lewis en pianist Muhal Richard Abrams. Smith's eerste opnames werden gemaakt in Chicago rond deze tijd met Braxton, McIntyre en Abrams. Braxton's “Compositions of New Jazz” (1968) en “Silence” (1969) bevatten ook Smith's eerste opgenomen composities, respectievelijk "The Bell" en "Silence". Deze twee composities waren al gebaseerd op het concept van ritmische eenheden, een raamwerk voor improvisatie dat Wadada Leo Smith in de jaren zeventig ontwikkelde.
Smith's eigen symbolische Ankhrasmation-taal heeft een belangrijke rol gespeeld in zijn ontwikkeling als kunstenaar en pedagoog. Hij publiceerde zijn muziekfilosofie begin jaren ‘70 in "Notes (8 pieces) source a new world music: Creative music" (Kiom Press, 1973). Het werd vertaald in het Japans (1976), Italiaans (1981) en IJslands (2018). Een uitgebreide Engelse editie van het werk werd in 2015 gepubliceerd.
In het kader van deze muziektheorie ontwikkelt hij de twee basissystemen die hij sindsdien in zijn composities gebruikt: het systeem van ritmische eenheden en het notatiesysteem dat hij "ahkreanvention" noemt, wat letterlijk betekent: het tegelijkertijd creëren en uitvinden van ideeën, gebruikmakend van de fundamentele wetten van improvisatie en compositie. Met het concept van ritmische eenheden wordt elk geluid of individueel ritme, of reeks van geluiden of ritmes geaccepteerd als een compleet muziekstuk. Elke artiest wordt beschouwd als een complete eenheid, elk met zijn eigen centrum van waaruit ze onafhankelijk van de anderen kunnen optreden, zowel in een kleine groep als in een orkestrale setting. De onafhankelijkheid van elk klankritme en van elke uitvoerder draagt bij tot de bevrijding van de tijd als ontwikkelingstijd, in plaats van deze te gebruiken als een element van ruimte.
Net als veel andere leden van de AACM voorziet Wadada Leo Smith voor zijn onderhoud in Chicago door te spelen in de blazerssecties van verschillende rhythm 'n' blues- en soulgroepen, waaronder de band van Little Milton Campbell. In 1969 weigerde hij het aanbod van Little Milton om musical director van zijn orkest op tournee te worden en verhuisde hij naar Parijs met Anthony Braxton en Leroy Jenkins, evenals verschillende andere belangrijke leden van de AACM. Tijdens zijn jaar in Parijs nam Smith deel aan twee belangrijke Braxton-opnames en bleef optreden en opnemen met Braxton gedurende de jaren 1970. Sindsdien zijn Braxton en Smith van tijd tot tijd samen blijven optreden.
Bij zijn terugkeer uit Parijs dirigeerde hij zijn eigen groep, 'Integral', met saxofonist Henry Threadgill, trombonist Lester Lashley en drummer Thurman Baker, gedurende enkele maanden in Chicago voordat hij zich in de zomer van 1970 voor tien jaar zou vestigen in New Haven, Connecticut. In deze stad concentreert Wadada Leo Smith zich zowel op zijn eigen muziek als op studie en lesgeven, in plaats van toeren en opnemen over de hele wereld zoals veel van zijn landgenoten. Naast het leiden van zijn eigen groepen en lesgeven aan de New Haven University, studeerde hij etnomusicologie aan de Wesleyan University, waarbij hij zich richtte op West-Afrikaanse, Japanse, Indonesische en Indiaanse muziekculturen. Kort na aankomst in New Haven organiseerde Smith het Creative Improvisation Ensemble met saxofonist Marion Brown, met wie hij in december 1970 in New York ook een duetalbum opnam (“Creative Improvisation Ensemble / Duets”).
Zijn eerste opname als leader is een soloalbum (“Creative Music-1 : Six Solo Improvisations” uit 1971). Het is ook het eerste album dat hij op Kabell uitbrengt, het label dat hijzelf oprichtte. Daarna gaat Smith verder met het geven van soloconcerten en brengt hij nog verschillende soloalbums uit (“Red Chrysanthemus Solos” in 1977, “Solo Music/Ahkreanvention” in 1979, “Kulture Jazz” in 1992 en “Red Sulphur Sky” in 2001). Op zijn laatste solo opname speelt Smith trompet op vier klassieke werken van Thelonious Monk en vier nieuwe composities die geïnspireerd zijn door Monk (“Solo : Reflections And Meditations On Monk”, TUM CD 053, 2015).
Zijn belangrijkste ensemble in New Haven, ‘New Dalta Akhri’, was samengesteld met studenten en andere jonge musici uit de regio en nam verschillende albums op (“Reflectativity” 1974, “Song Of Humanity” 1976, “The Mass Of The World” 1978, “Divine Love” 1978, “Spirit Catcher” 1979 en “Go In Numbers” 1980). Op verschillende momenten maakten saxofonisten Dwight Andrews, Oliver Lake en Henry Threadgill, pianist Anthony Davis, vibrafonist Bobby Naughton, gitarist Michael Gregory Jackson, bassist Wes Brown en drummer Pheeroan akLaff, deel uit van het ensemble. Leden van de ‘New Dalta Akhri’ speelden ook bij de twee grote orkesten die verantwoordelijk waren voor Smith's vroege bigband-opnames, het Leo Smith Creative Orchestra (“Budding Of A Rose” 1979) en Leo Smith & The Creative Improviser Orchestra (“The Sky Cries The Blues” 1981).
In het begin van de jaren ’80 nam hij een reeks platen op die de spiritualiteit van het Rastafari beweging weerspiegelde, waaronder “Procession Of The Great Ancestry” en “Rastafari” in 1983. De muziek die Smith in deze periode uitvoerde, bevatte soms teksten die geïnspireerd waren door de Rastafari beweging en bevatte elementen van jazzfusion, reggae, funk en blues. Hij is ook steeds meer geïnteresseerd geraakt in het presenteren van multimediashows waarin zang, dans en theater zijn geïntegreerd.
In 1986 start Smith een reeks opnamen van duo's trompet/drums. Het eerste is een registratie van een concert met drummer Ed Blackwell (“The Blue Mountain's Sun Drummer”, Kabell 2010). Deze reeks bevat ook duo’s met Adam Rudolph (“Compassion”, 2002), Günter "Baby" Sommer (“Wisdom In Time”, 2006), Jack DeJohnette (“America”, 2008) en Louis Moholo-Moholo (“Ancestors”, 2011).
Smith realiseerde ook een aantal andere duo platen, o.a. met Anthony Braxton (“Organic Resonance” en “Saturn, Conjunct The Grand Canyon In A Sweet Embrace”, alle twee uit 2003), contrabassist John Lindberg (“Celestial Weather”, 2012) en pianist Vijay Iyer (“A Cosmic Rhythm With Each Stroke”, 2015).
In 1992 neemt hij een leerstoel bij het California Institute of the Arts (CalArts) aan en installeert hij zich in het zuiden van Californië. Naast les geven blijft Smith zijn eigen bands leiden, nl. 'N'Da Kulture', en neemt hij een aantal fel geprezen albums op (vb. “Tao-Njia” 1995, “Golden Hearts Remembrance” 1997, “Light Upon Light” 1998, “Reflectativity” 2000 en “Luminous Axis” 2002).
In het midden van de jaren negentig bekeert Smith zich tot de Islam, wat zijn langdurige interesse in de muzikale culturen van het Oosten, vooral die van Japan en India, versterkte en benadrukte.
Nadat hij naar Californië was verhuisd, begon Smith meer op te treden en op te nemen met West Coast-muzikanten, o.a. gitarist Henry Kaiser met wie hij de band 'Yo Miles!' vormt, gewijd aan de muziek van de elektrische periode van Miles Davis (“Yo Miles!” in 1998 en “Upriver” en “Sky Garden” in 2001). Hij bleef ook af en toe samenwerken met zijn voormalige AACM-metgezellen, waaronder Anthony Braxton, Douglas Ewart (“visionfest – visionlive” in 2002 en “Velvet Fire” in 2009) en Roscoe Mitchell (“The Bad Guys” in 2000), evenals vele anderen, waaronder saxofonist John Zorn (met Zorn, Smith en Susie Ibarra, “Birthday Series 50/8” in 2003 en, met Zorn, Smith en George Lewis, “Sonic Rivers” in 2013) en bassist John Lindberg (“The Catbird Sings” in 1999 en “A Tree Frog Tonality” in 2000).
Nadat hij in 2013 met pensioen ging bij CalArts, verhuisde Smith naar New Haven en richtte hij zich meer dan ooit op compositie en interpretatie. Hij komt ook weer in contact met veel New Yorkse muzikanten met wie hij in het verleden heeft gewerkt. Zo vertoeft hij met verschillende ensembles in de Stone (John Zorns jazzclub) voor een residentie die twee weken duurt. In april 2017 was Smith gastheer van het CREATE Festival in New Haven, dat gedurende twee dagen acht ensembles presenteerde, variërend van een solo-optreden van Smith tot het herenigde New Dalta Akhri, Mbira Trio en Golden Quintet, maar ook het RedKoral Quartet en het Chrystal Sextet, dat het strijkersoeuvre van Smith uitvoert. Dit festival werd gevolgd door een tweedaags festival in San Francisco in december 2017 en het tweede en derde festival in New Haven in april 2018 en april 2019.
In de afgelopen jaren dirigeerde Wadada Leo Smith vijf van zijn eigen ensembles: The Golden Quartet, een stergroep met oorspronkelijk pianist Anthony Davis, bassist Malachi Favors Maghostut en drummer Jack DeJohnette, en in latere edities pianisten Vijay Iyer of Angelica Sanchez, bassist John Lindberg en drummer Pheeroan akLaff of Ronald Shannon Jackson (“Golden Quartet” in 2000, “The Year Of The Elephant” in 2002, “Tabligh” in 2005 en, uitgebreid tot Golden Quintet met drummer Don Moye, “Spiritual Dimensions - CD1” in 2008, of met cellist Ashley Walters, ”America's National Parks” in 2016); The Great Lakes Quartet, een andere sterrengroep met Henry Threadgill, John Lindberg en Jack DeJohnette (“The Great Lakes Suites”, 2012); Mbira, een trio met pipa-speler Min Xiao-Fen en Pheeroan akLaff (“Dark Lady Of The Sonnets”, 2007); Organic, een grotere groep waarvan de instrumentatie voornamelijk bestaat uit elektrische snaarinstrumenten (“Spiritual Dimensions - CD2”, 2009 en “Heart’s Reflections”, 2010); en het Silver Orchestra.
Smith is gedurende zijn hele carrière een productief componist geweest, met werken variërend voor solo piano tot composities voor verschillende orkesten. Zelfs tijdens zijn tijd in het leger in de jaren zestig arrangeerde Smith populaire en klassieke muziek voor de verschillende militaire groepen waarin hij speelde, en begon hij zijn eigen muziek te componeren voor jazzgroepen en andere ensembles. Toen Smith in 1967 naar Chicago verhuisde, had hij al verschillende werken voor strijkkwartet of groot orkest gecomponeerd. In samenwerking met andere leden van de AACM, met name in grote ensembles onder leiding van Muhal Richard Abrams en anderen, combineert Smith zijn compositorische vaardigheden en de geest van improvisatie van vroege AACM-ensembles met de zoektocht naar zijn eigen benadering van orkestmuziek.
Smith's muziek voor grote ensembles wordt sinds 1969 over de hele wereld uitgevoerd en evolueert van vroege, meer traditionele bigbandwerken naar composities voor multi-ensembles. Smith heeft een aantal prijzen en opdrachten ontvangen als componist, en zijn composities zijn uitgevoerd door vele hedendaagse muziekensembles, waaronder het AACM Orchestra, het Kronos Quartet, de Da Capo Chamber Players, de New Century Players, de San Francisco Contemporary Music Players, de Contemporary Chamber Players (University of Chicago), het SEM Ensemble, de Southwest Chamber Music, het Del Sol String Quartet, het New York New Music Ensemble, ne (x) tworks, de California EAR Unit, het Oxford Improvisers Orchestra en het Orkiestra Symfoniczna NFM (Wroclaw), om er maar een paar te noemen.
Smith maakt al meer dan twee decennia muziek voor verschillende ensembles. Sommige van deze werken nemen enkele dagen in beslag. "Ten Freedom Summers" ging in oktober 2011 drie avonden in première door het Golden Quartet en Southwest Chamber Music in het Roy and Edna Disney / CalArts Theatre (REDCAT) in Los Angeles. "Tabligh" voor dubbel ensemble werd uitgevoerd door het Golden Quartet en het Classical Persian Ensemble in de Merkin Concert Hall in New York in 2006 en door Süleyman Erguner's Golden Quartet en Classical Turkish Ensemble op het Akbank Music Festival in Istanbul in 2007. Smith's grootste werk tot nu toe, "Odwira" voor 12 multi-ensembles (52 instrumentalisten in totaal), ging in maart 1995 in première op het California Institute of the Arts.
In 2012 bracht Smith zijn belangrijkste opname tot nu toe uit, “Ten Freedom Summers”, een verzameling van vier cd's met in totaal 19 werken, gecomponeerd over een periode van 34 jaar en geïnspireerd door de burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten. “Ten Freedom Summers” is opgenomen door het Golden Quartet (Smith, Anthony Davis, John Lindberg en Pheeroan akLaff) en het Golden Quintet (met drummer Susie Ibarra) en door het Southwest Chamber Music, en was finalist voor de Pulitzer Prize van de muziek.
In 2013 bracht Smith nog een belangrijke grote ensemble-opname uit, “Occupy The World”, een verzameling van twee cd's met zes langere composities uitgevoerd door Smith met het 22-koppige TUMO Orchestra.
In 2016 bracht Smith “America's National Parks” uit, een dubbel-cd met het Golden Quintet waarop zes uitgebreide composities ter ere van Amerika's nationale parken en cultuur prijken, en in 2017 “Najwa”, bestaande uit vier composities die een eerbetoon zijn aan vroegere meesters van creatieve muziek, Ornette Coleman, John Coltrane, Ronald Shannon Jackson en Billie Holiday, evenals de titelcompositie, allemaal uitgevoerd door een band waaronder Smith's trompet met vier elektrische gitaren, elektrische bas, drums en percussie.
In 2018 bracht Smith de opname uit van een lange compositie gewijd aan het burgerrechtenicoon Rosa Parks, "Rosa Parks : Pure Love. An Oratorio of Seven Songs", dat drie zangers, een strijkkwartet, een trompetkwartet, elektronische elementen en een percussionist samenbrengt, evenals vooraf opgenomen muzikale samples. Een eerste versie van "Rosa Parks : Pure Love" ging in 2016 in première in The New School in New York als onderdeel van het Festival of New Trumpet Music-programma, en de volledige versie werd vier keer uitgevoerd gedurende drie opeenvolgende dagen in The Kitchen in New York in april 2019, met ook een livevideo en een Butoh danseres.
Wadada Leo Smith was lid van de faculteit aan de New Haven University (1975-76), Creative Music Studio in Woodstock, New York (1975-78) en aan het Bard College in Annandale-on-Hudson, New York (1987-92). Van 1992 tot 2013 was hij directeur van het Afro-Amerikaanse geïmproviseerde muziekprogramma aan de Herb Alpert School of Music in CalArts.
In 2016 ontving Smith de Doris Duke Artist Award en een eredoctoraat van CalArts, waar hij werd gevierd als emeritus hoogleraar. In 2016 ontving hij de Poppy Award for Career Achievement, uitgereikt door het Hammer Museum van de University of California, Los Angeles (UCLA) voor briljante prestaties en veerkracht. In november 2019 ontving hij de UCLA-medaille, de hoogste onderscheiding van de campus, en in februari 2021 werd hij door United States Artists uitgeroepen tot een van de 2021 USA Fellows.
Wadada Leo Smith's kunstpartituren van zijn symbolische taal Ankhrasmation zijn tentoongesteld in verschillende grote Amerikaanse musea. In oktober 2015 presenteerde de Renaissance Society aan de Universiteit van Chicago de eerste uitgebreide tentoonstelling van deze kunstpartituren. In 2016 werden verschillende van deze partituren gepresenteerd als onderdeel van de tentoonstelling "Made in L.A." van het Hammer Museum in Los Angeles. Smith's partituren werden ook gepresenteerd in 2016-17 in het Kalamazoo Institute of Arts in Michigan en de Kadist Art Foundation in San Francisco, Californië.
Tekst © Jacek Brun / Jazz-fun.de (vrije vertaling: Jos Demol) - foto's © Michael Jackson
Een samenwerking CitizenJazz / JazzMania / Jazz’halo / Jazz-fun.de
In case you LIKE us, please click here:
Hotel-Brasserie
Markt 2 - 8820 TORHOUT
Silvère Mansis
(10.9.1944 - 22.4.2018)
foto © Dirck Brysse
Rik Bevernage
(19.4.1954 - 6.3.2018)
foto © Stefe Jiroflée
Philippe Schoonbrood
(24.5.1957-30.5.2020)
foto © Dominique Houcmant
Claude Loxhay
(18/02/1947 – 02/11/2023)
foto © Marie Gilon
Pedro Soler
(08/06/1938 – 03/08/2024)
foto © Jacky Lepage
Special thanks to our photographers:
Petra Beckers
Ron Beenen
Annie Boedt
Klaas Boelen
Henning Bolte
Serge Braem
Cedric Craps
Christian Deblanc
Philippe De Cleen
Paul De Cloedt
Cindy De Kuyper
Koen Deleu
Ferdinand Dupuis-Panther
Anne Fishburn
Federico Garcia
Jeroen Goddemaer
Robert Hansenne
Serge Heimlich
Dominique Houcmant
Stefe Jiroflée
Herman Klaassen
Philippe Klein
Jos L. Knaepen
Tom Leentjes
Hugo Lefèvre
Jacky Lepage
Olivier Lestoquoit
Eric Malfait
Simas Martinonis
Nina Contini Melis
Anne Panther
Jean-Jacques Pussiau
Arnold Reyngoudt
Jean Schoubs
Willy Schuyten
Frank Tafuri
Jean-Pierre Tillaert
Tom Vanbesien
Jef Vandebroek
Geert Vandepoele
Guy Van de Poel
Cees van de Ven
Donata van de Ven
Harry van Kesteren
Geert Vanoverschelde
Roger Vantilt
Patrick Van Vlerken
Marie-Anne Ver Eecke
Karine Vergauwen
Frank Verlinden
Jan Vernieuwe
Anders Vranken
Didier Wagner
and to our writers:
Mischa Andriessen
Robin Arends
Marleen Arnouts
Werner Barth
José Bedeur
Henning Bolte
Erik Carrette
Danny De Bock
Denis Desassis
Pierre Dulieu
Ferdinand Dupuis-Panther
Federico Garcia
Paul Godderis
Stephen Godsall
Jean-Pierre Goffin
Claudy Jalet
Chris Joris
Bernard Lefèvre
Mathilde Löffler
Claude Loxhay
Ieva Pakalniškytė
Anne Panther
Etienne Payen
Jacques Prouvost
Yves « JB » Tassin
Herman te Loo
Eric Therer
Georges Tonla Briquet
Henri Vandenberghe
Iwein Van Malderen
Jan Van Stichel
Olivier Verhelst